werkgeluk

Het werkgeluk van Paul Schnabel

Prof. dr. Paul Schnabel (1948), socioloog, was van 1998 -2013 directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en is nu nog een van de tien Universiteitshoogleraren van de Universiteit Utrecht en kroonlid van de SER. Hij is lid van de raad van toezicht van ING Nederland en voorzitter van de RvT van de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (SIDN). Bestuurlijk is hij daarnaast actief als penningmeester van het Koninklijk Concertgebouworkest, voorzitter van het Duitsland Instituut en als toezichthouder bij o.a. Museum Boijmans van Beuningen, Museum Catharijneconvent en het Nederlands Openluchtmuseum. Als directeur van het SCP rekende de Volkskrant hem tot de top tien van invloedrijkste Nederlanders. In 2010 ontving hij de Akademiepenning van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, in 2013 werd hij benoemd tot erelid van de Nederlandse Sociologische Vereniging en tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Niet het beste ervan maken, maar het beste maken.

Wat verstaat u onder werkgeluk?

Mensen zoals ik, met een academische achtergrond en loopbaan, zijn wat werken betreft natuurlijk geluksvogels. Aan ons werk valt zoveel meer te beleven dan simpelweg een boterham verdienen. Er zit een zelfrealisatie element in. Je wordt uitgedaagd door dingen die je nog niet eerder bent tegengekomen, die je creativiteit vragen en waarvoor anderen een beroep op je doen. Intrinsieke bevrediging en ontplooiingsmogelijkheden in het werk zelf, is helaas niet iets dat iedereen gegeven is. Daarnaast is het belangrijk dat er ook erkenning en succes mee gemoeid zijn, dat anderen waarderen wat je doet of maakt. Beleef je jouw werk als interessant, spannend en plezierig of als ongezond, stressvol of vervelend? Zo kun je bijvoorbeeld goed zijn in je vak, maar absoluut niet met mensen kunnen omgaan. Dan heb je een probleem als je hoofd van een afdeling wordt, mensen moet aansturen, inspireren en begeleiden. Taken en talenten moeten goed op elkaar aansluiten. Uiteraard is een goede werksfeer belangrijk. Dat je collega’s hebt waarmee je het goed kunt vinden, waarin je vertrouwen hebt en die ook vertrouwen in jou hebben. Tenslotte is het dan ook nog fijn als je betaald wordt op een niveau dat je ook zelf redelijk en eerlijk vindt.

Is werkgeluk maakbaar?

Niet in de absolute zin, zoals in het klassieke Amerikaanse model: als je het echt wilt, dan kun je het. Er zijn veel dingen die je wel wilt, maar absoluut niet kunt. Ik heb heel mijn leven mooi willen zingen, maar dat kan ik dus niet. Er zijn daarnaast door je leeftijd gewoon dingen die je niet en nooit meer zal kunnen. Verder kun je wel werk maken van werkgeluk. Vaak moet je die gelukkige werkplek zelf maken. Zo was er in mijn geval in 1977 nog geen onderzoeksafdeling bij het Trimbos. Ik ben onderzoeker en kreeg de kans die op te bouwen. Dat lukte en dan wordt de volgende stap er een succesvolle afdeling van te maken. Dan doe je met elkaar, maar als baas ben je wel degene die daarop wordt afgerekend. Dat betekent ook dat je selectief en soms streng moet zijn. Niet ieder onderzoek en niet iedere onderzoeker is even goed. In het eerste geval zeg je ‘nee’ en in het tweede geval neem je afscheid. Niet leuk op dat moment, maar wel onvermijdelijk als je je doel wilt bereiken.

Verwachtingspatroon & Werkgeluk

Het verwachtingspatroon dat je zelf hebt, is eveneens belangrijk. Wat voor ambities heb je eigenlijk? Wat vind je dat je zou moeten kunnen? Of je daar een beetje realistisch en tevreden in bent, verschilt tussen mensen. Sommigen hebben bij elke nieuwe functie die ze bekleden achteraf een gevoel van teleurstelling: Is that all there is? Wellicht hebben zij een te hoog verwachtingsniveau van wat werk kan betekenen en opleveren. Het is in mijn geval veel meer geworden dan ik zelf ooit gedacht had. Ik heb een hele mooie carrière kunnen maken en ik kijk er met tevredenheid en trots op terug. Toen ik met pensioen ging, zaten Willem-Alexander en Maxima naast me. Degene die me veertig jaar geleden had verteld dat dit de afsluiting van mijn loopbaan zou zijn, had ik voor gek verklaard. Een mooie ridderorde, ere-lid van de Nederlandse Sociologische Vereniging, de Comeniusprijs, de erepenning van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, nummer 8 op de Volkskrant-lijst van meest invloedrijke Nederlanders. Hoeveel meer erkenning en waardering kun je verlangen?

Wat kan een organisatie doen om het werkgeluk te vergroten?

Is de organisatie erop gericht om jou te laten ‘schitteren’? Ik heb dat zelf als directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) hopelijk goed gedaan door bijvoorbeeld medewerkers altijd onder hun eigen naam te laten publiceren. Als we een rapport moesten aanbieden zei ik altijd: “bied jij het rapport maar aan de minister of staatssecretaris aan.” Dat vonden ze vaak eng, maar thuis zitten ze wel met de video klaar. Oma zit van opwinding te trillen voor het toestel. Als directeur kan je dan wel als een soort wethouder Hekking vooraan gaan staan, maar dan beroof je je mensen van de erkenning waar ze recht op hebben. Soms moet je als directeur acte de présence geven, maar in de meeste gevallen probeerde ik de collega’s de ruimte te geven met voor hen altijd de zekerheid dat je ze dekt op het moment dat het moeilijk wordt.

Welke persoonlijkheidskenmerken bevorderen uw werkgeluk?

Ik ben een redelijk opgewekt persoon en heb weinig neiging tot depressiviteit. Ik vind het ook belangrijk dat er in vergaderingen wordt gelachen, ook om onszelf en ons eigen werk. Je moet het met hart en ziel doen, maar nooit denken dat het lot van de wereld ervan af gaat hangen. Wat ik  genetisch heb meegekregen is een goed verstand. Ik kan makkelijk en snel dingen onthouden. Ik heb eigenlijk helemaal niet zoveel talenten, maar ik kan wel heel veel dingen heel snel. Dus ik schrijf, spreek, denk, lees en schakel snel. Daarnaast ben ik op een associatieve manier creatief, ik heb ideeën en leg gemakkelijk verbanden over disciplines heen. In mijn werk is dat een groot voordeel. Een zwak punt is dat ik nogal snel verveeld raak en dat je dat ook aan mij kunt zien. Dan reageer ik geïrriteerd of val in slaap.

Ik heb een gezond lichaam en ik probeer dat ook in goede conditie te houden. Ik maak werkdagen van gemiddeld 14-16 uur per dag, ook in het weekend. Dat moet je wel fysiek kunnen volhouden. Tenslotte ben ik betrouwbaar en ook dienstbaar, servicegericht. Ik zeg op een vraag van een minister of en ministerie eerder “ Nou, we gaan eens kijken of we daar een rapport over kunnen maken” dan “Sorry hoor, maar daar is in het werkprogramma geen plaats voor”.

Levensomstandigheden & Werkgeluk

Ik ben altijd alleen geweest en gebleven. Dat zouden veel mensen als problematisch beschouwen en ook negatief waarderen. Dat heb ik ook wel gedaan. Als je jonger bent, dan zie je in je omgeving dat iedereen relaties aangaat en kinderen krijgt. Op een gegeven moment moest ik accepteren dat het er kennelijk voor mij niet in zat. Ik leerde dat wat voor de meeste mensen juist vanzelfsprekend en misschien ook wel gemakkelijk is, voor mij heel moeilijk was en is. Dankzij het werk is het alleen zijn wel makkelijker te accepteren. Het werk, en ik ben na mijn 65e gewoon door blijven werken, neemt gewoon veel tijd in beslag. Vroeger heette dat sublimatie en daar is ook nu nog altijd veel bevrediging aan te ontlenen.

Flow & Werkgeluk

Wanneer ik iets aan het schrijven ben, merk ik soms plotseling dat het vier uur later is. Dan ga ik helemaal op in het werk. Ik zit al denkend te schrijven of al schrijvend te denken. Dat is heerlijk. Mijn proefschrift heb ik in één keer achter elkaar door geschreven. Dat is ook waarom ik columns kan schrijven. Ik ga zitten en schrijf de column. Er hoeft door de redactie niets meer aan gedaan te worden.

Zingeving & Werkgeluk

Ik probeer ingewikkelde situaties te verhelderen. Nederland aan Nederlanders uit te leggen. Wat is er aan de hand en waarom? De sociologie is een product van de Verlichting en in die traditie probeer ik te werken. Ik hoop dat mensen daar wat aan hebben en dat ze daaruit eventueel ook leren om het beter of anders te doen. Sociologen zijn overigens meestal beter in het verwerpen dan in het ontwerpen. “Dit is echt niet goed of dit werkt echt niet.” Prima, maar dat levert helaas nog geen recept op hoe het wel moet. Dat vraagt meer om ideeën dan om onderzoek. Ik vind het wel altijd prettig als iets wat je hebt bedacht ook nuttig is.  “Onderzoek omwille van de vooruitgang van de wetenschap”,  spreekt me niet zo aan. Ik ben er ook altijd van overtuigd geweest dat de sociologie zich met iets moest verbinden. Het is meer een manier van kijken, redeneren en interpreteren, dan dat het een entiteit op zich is. Toen ik in de geestelijke gezondheidszorg ging werken, wilde ik precies weten wat psychiatrie inhield. Wat is een psychiatrische diagnose, depressie, schizofrenie, fobie? Je leert er een vak bij en dat kan je dan weer verbinden met je manier van kijken en onderzoeken.

Positieve verbinding & Werkgeluk

Ik was nog maar net bij het SCP, toen het jaarlijkse personeelsuitje plaatsvond. Ik zei tegen mijn secretaresse: “Hoezo, waarom weet ik hier niets van?” Toen bleek dat de vorige directeur nooit was meegegaan. Ik zei: “Deze directeur dus wel!” Dus ik net als iedereen gewoon in spijkerbroek de bus in. Achterin, niet als de baas, maar als deelnemer. Het was allemaal wel een beetje primitief georganiseerd, dus het jaar daarna is er een echte commissie voor gekomen met een budget om het behoorlijk te organiseren. Er werd ook een beetje half half sinterklaas gevierd. Dat vond ik niets. Sinterklaas is voor kinderen. Dat gaan we hier niet vieren, maar we gaan wel een kerstviering houden. En met de afdelingshoofden sloot ik het eind van het jaar af met een mooi diner. Toen begonnen er dingen te ontstaan. Ik hield zelf een toespraak, bijvoorbeeld over de geboorte van Christus in de kunst of wie was Jozef nou eigenlijk. Vervolgens vormde zich als vanzelf een instituutskoor. Een van de mannen bleek dirigent van een kerkkoor te zijn en er was een toporganist in ons midden. Ik vond dat geweldig, omdat het helpt in een instituut van meer dan honderd mensen binding over de afdelingen heen met het instituut als geheel en met elkaar tot stand te brengen.

Briefje van Zalm

Ik zat in 2001 in de ministerraad toen Gerrit Zalm een briefje maar me schoof, waarop stond: “Het Sociaal en Cultureel Planbureau is nog nooit zo invloedrijk geweest!” Het was een heel klein briefje, maar ik heb het zuinig bewaard. Zalm was zelf directeur van het Centraal Planbureau geweest en wist dat op het SCP al vele jaren, lang voor mijn tijd, prima onderzoek werd gedaan en hele goede rapporten werden gemaakt. Mijn taak was het om ons onderzoek ook onder de aandacht van de politiek en de samenleving te brengen. Ik ben als het ware voor de winkel gaan staan, met een stalletje met aanbiedingen van de week en zei: “Kom kijken, we hebben binnen ook ontzettend mooie spullen”. Niet chic, maar wel effectief.

Daarnaast heb ik de inhoud van de rapporten geactualiseerd. Dus veel sneller reageren op maatschappelijke ontwikkelingen en een andere presentatie van de rapporten. Niks afdoen aan de wetenschappelijkheid en de verantwoording van je resultaten, maar de toegankelijkheid van de tekst wel vergroten. Ik besteedde zelf altijd veel aandacht aan de persberichten. Dat is namelijk het eerste en vaak ook het enige van zo’n rapport dat ook echt iedereen leest. Je moet wel realistisch zijn. Iedereen wordt overvoerd met informatie en je moet dus heel erg je best doen om gehoord en gezien te worden. Je moet dan ook reputatie opbouwen als een goede bron van actuele informatie. Het briefje van Zalm bevestigde dat.

Succes & Werkgeluk

Het succes van het SCP zat zeker ook in zaken als in Den Haag en in het land beschikbaar en aanwezig te zijn, voor lezingen en voor interviews. Belangrijk is natuurlijk ook de bereidheid je te verdiepen in de ambtelijke dossiers en te proberen een bijdrage aan de oplossing van beleidsproblemen te leveren, helemaal los van ons onderzoek. Tegelijkertijd moet je natuurlijk niet ‘his master’s voice’ worden, maar juist kritisch blijven zonder beledigend te worden. Eigenlijk probeer je vooral alle kansen te pakken om een bijdrage aan het beleid te leveren en als instituut zichtbaar en in de aandacht te blijven. Kijk naar wat Martijn Sanders met het Concertgebouw en Wim Pijbes met het Rijksmuseum hebben gedaan. Alles klopte bij hen. Een grote opdracht uitvoeren met aandacht voor de details, een gevoel voor publiciteit én oog voor de klanten en de medewerkers. Niet het beste ervan maken, maar het beste maken. Dat heb ik ook altijd nagestreefd.

10 tips van Paul Schnabel voor meer werkgeluk:

  1. Ben selectief en soms streng om je doel te bereiken.
  2. Schep een realistisch verwachtingspatroon over je carrière.
  3. Geef medewerkers de erkenning waar ze recht op hebben.
  4. Bied medewerkers de ruimte met de zekerheid dat je ze dekt als het moeilijk wordt.
  5. Werk met hart en ziel, maar denk nooit dat het lot van de wereld ervan af gaat hangen.
  6. Ga met personeelsuitjes mee om met elkaar in verbinding te blijven.
  7. Blijf kritisch zonder beledigend te worden.
  8. Pak de kansen die je geboden worden om een bijdrage te leveren.
  9. Heb aandacht voor details en oog voor de klanten en medewerkers.
  10. Maak er niet het beste van, maar maak het beste.

Over Klappe Training

Werkgeluk

Erwin Klappe is Chief Happiness Officer (CHO) bij Klappe Training. Wij ondersteunen organisaties in het vergroten van het werkgeluk bij medewerkers en leidinggevenden. Dit doen wij aan de hand van het blended Werkgeluk Programma: live seminar + online training.

Alles wat je over werkgeluk móét weten op 1 A4? Dat kan! Download hier gratis de Factsheet.

Tags
Delen

Plaats reactie

Abonneer je op mijn beruchte WEKELIJKSE tip voor Chief Happiness Officers. Waarschuwing: ongeschikt voor azijndrinkers, troetelberen en calimero’s.

Abonneer je op mijn beruchte WEKELIJKSE werkgeluk-tip voor Chief Happiness Officers

Elke week een praktische tip over de toepassing van werkgeluk in jouw organisatie!